Toegankelijkheid in Nederland neemt langzaam toe

7 september 2022 - Redactie Support Magazine

Welke kop zetten we boven dit artikel? "Chronisch zieken en gehandicapten doen ondanks meer mogelijkheden minder mee?", zoals een vakwebsite voor de zorg deed? Of: "Participatie van mensen met een beperking vordert langzaam, maar gestaag"? Beide zijn mogelijk bij een artikel dat gaat over de evaluatie van het overheidsprogramma Onbeperkt Meedoen, dat eind 2021 afliep.

Tekst: Ad van Gaalen

foto-GrapeImages-kopie Foto: GrapeImages, via iStock.

De ambitie van dit meerjarenprogramma is dat mensen met een beperking meer naar eigen wens en vermogen kunnen deelnemen aan de samenleving, net als ieder ander. Het hoofddoel is dat mensen met een beperking merkbaar minder drempels gaan tegenkomen die het meedoen in de weg staan.

Men is bij de evaluatie niet over één nacht ijs gegaan. Het RIVM zocht uit hoe het er feitelijk voorstaat met de participatie, en het NIVEL keek hoe de mensen het zelf ervaren.

De onderzoekers moesten natuurlijk eerst bepalen hoe je dat nu eigenlijk meet, de participatie van mensen met een beperking. Het VN-verdrag Handicap, dat de aanleiding vormde voor het programma Onbeperkt Meedoen, geeft daar wel wat aanwijzingen voor. Het RIVM vertaalde die in een aantal meetpunten, verdeeld over de terreinen vervoer, werk, onderwijs, bouwen, wonen en openbare ruimte, participatie en toegankelijkheid, zorg en ondersteuning en het Rijk als organisatie.

Vervoer

Hoe meet je of de treinstations tussen 2016 en 2020 toegankelijker zijn geworden? Door het percentage treinreizigers te bepalen dat van of naar een toegankelijk station reisde. Onder toegankelijk wordt dan verstaan dat de perrons op instap-/rijhoogte zijn, dat ze drempelloos bereikbaar zijn en dat er voor slechtzienden een geleidesysteem is. Het aantal is spectaculair toegenomen: van 39% in 2016 tot 76% in 2020. NS wil in 2022 90% van de stations toegankelijk hebben. Het percentage bushaltes dat toegankelijk is, steeg slechts matig van 43% naar 49% tussen 2015 en 2020. In dat tempo zou de 90% voor de bussen over 56 jaar pas gehaald worden.

Werk

Het percentage mensen met een beperking dat betaald werk heeft, is zeer licht toegenomen tussen 2015 en 2020 (van 37,5% tot 42,6%). Als we nu afzien van de mensen die geen arbeidsvermogen hebben, dus mensen die vroeger 'afgekeurd' genoemd zouden worden, dan zien de cijfers er wat gunstiger uit. Van degenen met arbeidsbelemmering, maar nog wel arbeidsvermogen, steeg het percentage dat een betaalde baan heeft van 60,7% naar 71% tussen 2015 en 2020.

grafiek-2-juiste-crop * voor 2020 gaat het om 15 jaar tot 66 jaar en 4 maanden. Bronnen: CBS, Arbeidsparticipatie en de afstand tot de arbeidsmarkt in Nederland, 2015, 2016, 2017, 2020.

Onderwijs

De cijfers over de onderwijstoegankelijkheid zijn beperkt, en zijn ook lastig te meten. Aan studenten in het mbo is in 2020 een lijst met beperkingen en chronische aandoeningen voorgelegd. Aan degenen die er een of meer aankruisten, is gevraagd of ze tevreden zijn met de hulpmiddelen en aanpassingen van hun school. De cijfers laten zien dat slechts 32% ‘(heel) goed’ antwoordt. 31% oordeelt ‘neutraal’ en 37% oordeelt ‘slecht’. De hbo’ers en universiteitsstudenten in het schooljaar 2019-2020 oordelen een stuk positiever dan de mbo’ers. 54% vindt de voorzieningen goed tot zeer goed. In het jaar 2018-2019 was dat nog 47%.

Wonen

Voor de toegankelijkheid van woningen zijn twee indicatoren bedacht. Toegankelijke woningen zijn woningen waarbij vanuit de woonkamer de keuken, het toilet, de badkamer en nog minstens één slaapkamer te bereiken zijn zonder de trap te nemen. Van de mensen die moeite hebben met traplopen heeft 61,4% zo’n huis. Dit percentage was in 2015 hetzelfde.

De tweede indicator gaat over de toegankelijkheid vanaf de straat. Toegankelijke woningen zijn woningen waarvan de woonkamer zonder trap te bereiken is. Van de mensen die met traplopen moeite hebben, heeft 76 % zo’n benedenhuis. Ook dit percentage is nauwelijks toegenomen.

Er zijn dus nog 30 tot 40% mensen met een beperking die niet in een toegankelijk huis wonen. Zij moeten het doen met hulpmiddelen. 20% van hen heeft een traplift, ook een kleine 20% heeft een toilet op de slaapverdieping.

In het algemeen kan men zeggen dat op dit terrein weinig vorderingen zijn gemaakt, maar dat een zeer groot percentage van de mensen met een lichamelijke beperking qua wonen wel uit de voeten kan, door een geschikte, aangepaste woning al dan niet ondersteund door hulpmiddelen. Dit blijkt ook wel uit het feit dat mensen met een beperking niet minder tevreden zijn met hun huis dan de gemiddelde Nederlander.

grafiek-3-juiste-crop * keuken, toilet, badkamer en ten minste één slaapkamer. Bron: BZK/CBS, WoonOnderzoek Nederland (WoON).

Participatie

Hier gaat het om meedoen aan sport, cultuur, media en dergelijke – voor de levenskwaliteit belangrijke – zaken. Het regelmatig sporten van mensen met een beperking neemt nauwelijks toe en blijft ver achter bij dat van de gemiddelde Nederlander. De sportbeoefening van mensen met een motorische beperking neemt zelfs iets af, van 19 naar 18% tussen 2016 en 2020. Misschien ligt dit aan de voorzieningen. De tevredenheid onder sporters is groot, 80%, maar dat percentage was in 2016 nog 87%. Ook het percentage dat aangeeft dat er voldoende aangepaste sportmogelijkheden in de omgeving zijn, neemt af. De onderzoekers denken dat de coronapandemie er iets mee te maken kan hebben, omdat in de lockdowns immers veel faciliteiten moesten sluiten.

Zorg en ondersteuning

De Wmo, die de steun vanuit de gemeente regelt, is voor velen onmisbaar. De belangrijkste indicator daarbij is of men aangaf dat de ontvangen ondersteuning past bij de hulpvraag. Dit blijkt voor 85% van de Wmo-gebruikers te gelden. In 2016 was dat nog 75%. Ook andere indicatoren wijzen erop dat de tevredenheid over, en het functioneren van, de gemeenten op Wmo-gebied langzaam maar gestaag stijgt.

Conclusie

De indicatoren geven aan dat er vorderingen worden gemaakt. Het is de vraag of dit nu allemaal door het programma Onbeperkt Meedoen komt. In veel berichtgeving wordt de inclusiviteit afgemeten aan het verschil in participatie tussen mensen met en die zonder een beperking. Zie de kop "Chronisch zieken en gehandicapten doen ondanks meer mogelijkheden minder mee". 'Minder mee dan mensen zonder beperking' bedoelt de koppenmaker. Dat is geen juiste vergelijking. Het streven moet zijn steeds meer toegankelijkheid en participatie tot stand te brengen. Dat er altijd een verschil zal zijn tussen mensen met een beperking en zonder beperking, is een gegeven dat al in het woord beperking ligt besloten.

(Bron: R. Gijsen et al (RIVM): Cijferoverzicht 2021. Programma Onbeperkt meedoen! Indicatoren voor de actielijnen en overkoepelende doelen van het programma. Bilthoven, november 2021)

Altijd op de hoogte blijven?