Hoofdredacteur Monique Wijnen in Kek Mama: rollende moeders

23 december 2021 - Redactie Support Magazine

Als je door Kek Mama (glossy voor moeders) nummer 16 van 2021 bladert, kom je een bekend gezicht tegen: Monique Wijnen, hoofdredacteur van Support Magazine, staat er namelijk in! Samen met drie andere moeders vertelt Monique hoe het is om een kind op te voeden als je een handicap hebt. In combinatie met de prachtige foto's is het een interessant artikel geworden, dat je hieronder kunt lezen.

Tuurlijk kun je een kind verzorgen en opvoeden als je in een rolstoel zit. Iedereen die daaraan twijfelde hebben deze moeders versteld doen staan. "Mensen dachten: zij een kind, waar begint ze aan?"

Klik op de vergrotingsoptie in het venster of hier om te vergroten.

  • MARUSCHKA VIS (34) IS SAMEN MET RONALD (32) EN
  • MOEDER VAN PELLE (3). DOOR EEN VAL ZIT ZE SINDS HAAR
  • 29E IN EEN ROLSTOEL. ‘‘‘Kan ik ooit moeder worden?’ Dat
  • was de eerste vraag die ik in het revalidatiecentrum stelde

nadat ik door een val een lage dwarslaesie had opgelopen.

  • Simpel gezegd heb ik vanaf mijn navel een verminderd
  • gevoel. Ik heb nog wel wat kracht in mijn bovenbenen, maar
  • mijn onderbenen en voeten voel ik nauwelijks. Volgens mijn
  • artsen was er niets wat mijn kinderwens in de weg zou
  • kunnen staan. Er was in het revalidatiecentrum zelfs een
  • kinderkamer waar ik met een pop alvast kon leren hoe ik
  • een baby kon verschonen en vervoeren. Op schoot
  • bijvoorbeeld, op een voedingskussen, of door een bakfiets

te koppelen aan mijn rolstoel.

  • Het eerste jaar met Pelle deed ik met twee vingers in mijn
  • neus. Bijna dan. Alleen als ik hem in bad ging doen schoten
  • Ronald of mijn ouders te hulp. Vooral uit veiligheidsoogpunt,
  • maar ook omdat het nogal omslachtig voor mij was: tien
  • keer met een volle emmer van de kraan naar het badje

rijden. In het begin droeg ik Pelle veel in de draagzak.

  • Handig én goed voor onze bonding. Tegenwoordig zit hij
  • meestal op mijn schoot. Tot hij wat ouder is pas ik zijn
  • vrijheid aan, afhankelijk van waar we zijn. Zo laat ik hem
  • in de speeltuin lekker z’n gang gaan, maar geef ik hem op
  • een onbekende plek de keuze: op schoot of met de
  • armband? Die zit aan mijn en zijn pols, verbonden aan zijn

tuigje, zodat hij dicht bij me blijft.

‘Wat fijn dat je op hem mag passen’, zei iemand laatst. Een

ander dacht een keer dat ik een pop in mijn draagzak droeg.

  • Ik weet dat mensen me niet proberen te kwetsen, dus leg ik
  • zo’n opmerking vrij snel naast me neer. Wel leg ik altijd uit
  • dat het mijn eigen kind is. Ik vind het belangrijk om mensen
  • duidelijk te maken dat je als ouder in een rolstoel heel veel
  • wél kunt. Pelles kamer opruimen, voorleesmoeder zijn op
  • school of met hem basketballen. Ik heb het geluk dat ik
  • dankzij het gevoel in mijn romp en bovenbenen gemakkelijk
  • een transfer kan maken. Mezelf bijvoorbeeld met één arm
  • vanuit mijn rolstoel op bed tillen terwijl ik met de ander
  • Pelle vasthoud. Zelfs nu hij twaalf kilo is lukt dat nog prima
  • – en ik train er meteen mijn buikspieren mee. Wat heet: in
  • de rolstoel heb ik een mamabuikje, maar als ik rechtop sta
  • een fraai wasbordje.” MONIQUE WIJNEN (44) IS GEBOREN MET KORTE ARMEN
  • EN VERKORTE BENEN. ZE IS GETROUWD MET TINUS (43)
  • EN MOEDER VAN SERENA (BIJNA 6). OOK HEEFT ZE TWEE
  • HULPHONDEN: DE HUSKY’S SANTI (10) EN SHIVA (6
  • MAANDEN). ‘‘Wil Serena met mij kleuren, dan houd ik een
  • potlood vast tussen mijn tenen. En met diezelfde tenen kam
  • ik haar haren. Van jongs af aan ben ik gewend om alles met
  • mijn ‘handige’ voeten te doen. Mensen vragen weleens of ik
  • geen arm- of beenprothese zou willen. Ha, ik moet er niet

aan denken. Die dingen zijn zwaar en trekken aan je huid.

Mijn lijf klopt zoals het is: alles is prachtig in proportie.

  • Ik voel me niet anders. Nooit gedaan ook. Mijn ouders
  • hebben mij leren denken in mogelijkheden. Waar artsen mij
  • nul toekomstperspectief gaven, lieten zij een rolstoel ontwikkelen
  • waarvan de zitting naar de grond kan. Daarmee

kan ik, samen met mijn hulphonden, prima functioneren.

Dat ik een halfuur verder ben om mezelf met een lift in mijn

aangepaste auto te zetten, soit. Ook Serena weet niet beter.

  • Zij heeft geleerd geduldig te zijn. Roep ik haar omdat we
  • vertrekken, dan komt ze meteen. Ik kan haar niet beetpakken
  • en moet het daarom hebben van de communicatie. Uitleggen
  • wat we gaan doen, wat ik van haar verwacht. En haar zelf

laten nadenken: wat kan er gebeuren als je zomaar oversteekt?

Het maakt haar zelfstandig en onze band ijzersterk.

  • Niemand keek ervan op dat ik een kind wilde. Voordat ik
  • Tinus ontmoette vroeg iemand zelfs of ik overwoog een
  • bewust alleenstaande moeder te worden. Mensen zagen hoe
  • zorgzaam ik was voor mijn honden en dat ik dolgraag met
  • mijn neefjes en nichtjes speelde. Zelf had ik slechts één twijfel:
  • wat als ik in of na de zwangerschap complicaties krijg en mijn
  • kind niet zelf kan verzorgen? Maar al snel dacht ik: onzin, ik
  • red me al jaren op mijn manier. In het begin tilde ik Serena als
  • een leeuwin met mijn tanden op aan haar boxpakje. Haar

aankleden en verschonen deed ik op de grond – zoals alles.

  • In huis gebruik ik geen rolstoel en ‘loop’ ik als een soort
  • pinguïn op mijn billen. Die volgens Serena best dik zijn,
  • trouwens. ‘Gelukkig maar’, zeg ik dan. ‘Zo val ik niet om als
  • je op me klimt.’ Ik hou wel van zelfspot. Nu ze ouder wordt,
  • gaan we samen vaak paardrijden. Ik klem dan een lus tussen
  • mijn tenen en de teugels onder mijn oksels. Terwijl Serena
  • voor me uit hobbelt op haar merrie, voelt mijn paard als een
  • verlengstuk van mijn lichaam: de ultieme vrijheid.” KIM MOORMAN (37) KREEG OP HAAR 22E EEN AUTOONGELUK
  • EN ZIT DAARDOOR IN EEN HANDBEWOGEN
  • ROLSTOEL. ZE IS SAMEN MET JAN (38) EN ZE HEBBEN
  • TWEE KINDEREN, KICK (7) EN FIEN (3). ‘‘Vijf jaar lang heb
  • ik plat in bed gelegen. Na het auto-ongeluk, waarbij de
  • zenuwen in mijn rug en nek ernstig beschadigd raakten, kon

ik geen prikkels verdragen en had ik gigantisch veel pijn.

  • Zelfs bij het overeind komen ging ik knock-out. Uiteindelijk
  • is het me na lang revalideren gelukt om toch weer een actief
  • leven te gaan leiden. Zittend weliswaar – mijn zenuwen zijn
  • blijvend beschadigd – maar met mijn rolstoel en hulphond

kom ik overal.

Mijn droom om moeder te worden heb ik nooit opgegeven.

  • Vijf jaar na het ongeluk, toen ik steeds zelfstandiger werd,
  • begon het te kriebelen. Mijn coach nam mij serieus. Zij
  • beaamde dat ik dat verlangen zoals iedere andere vrouw
  • mocht hebben, ook al had ik geen idee hoe ik het moest

gaan doen, een kind opvoeden. Die erkenning was heel fijn.

  • Ik zocht alles uit: hoe til ik een baby op, bestaat er een box
  • met een deur? Ik was nog niet eens zwanger, maar wilde de
  • vooroordelen voor zijn. Mensen zouden geheid denken: ze

kan jarenlang niets en wil nu een kind – waar begint ze aan?

Velen zeiden dat alsnog, hoorde ik via via toen ik zwanger

raakte. Maar ik was vastbesloten het tegendeel te bewijzen.

  • Ik gebruikte een co-sleeper en we plaatsten wieltjes onder
  • alle meubels. Kick optillen kostte veel kracht, maar praktisch
  • gezien was er niets wat ik niet kon handelen. ‘Wat als hij
  • ouder wordt en wegrent?’ vroeg iemand een keer. Gek genoeg
  • had ik me dáár niet op voorbereid. Ik vertrouwde erop dat
  • mijn kind bij me bleef. Naïef misschien, maar Kick en Fien zijn
  • nog nooit weggelopen. Waarschijnlijk voelen ze aan dat ze
  • die grens niet moeten opzoeken. Net als dat ze weten dat ze

op hun vader kunnen klimmen en op mij niet.

Nu ze ouder worden, ontstaan er wel andere uitdagingen.

  • Als ze met mij in een bootje willen varen in de dierentuin,
  • moet ik vooraf hebben uitgezocht of ik daar met mijn
  • rolstoel in kan. Ik wil niet bij alles zeggen: ‘Ga maar met
  • papa.’ Soms ontkom ik daar niet aan, maar dan ga ik later
  • bijvoorbeeld met Kick winkelen. Vindt ie het einde. Aan

vriendjes legt hij uit dat ik een auto-ongeluk heb gehad.

  • ‘Met bloed’, zegt hij dan. En daarna trots: ‘Ze kan niet
  • lopen, maar verder kan ze alles!’ Geweldig, toch?” LEENA DE WILDE (33) IS ALS BABY GEADOPTEERD UIT
  • INDIA EN HEEFT DE BEWEGINGSSTOORNIS CEREBRALE
  • PARESE. ZE IS SAMEN MET AREND-JAN (41) EN MOEDER
  • VAN SYLVAN (2). “‘Mama!’ roept Sylvan zodra hij iemand in
  • een rolstoel ziet. Soms duwt hij me in mijn lichte sportrolstoel,
  • waarmee ik aan rolstoeldansen heb gedaan. Of hij klimt er
  • zelf in en gaat een rondje rijden. Voor hem is dat ding op
  • wielen doodgewoon. Als hij zich onder de tafel verstopt, kan

ik achter hem aan kruipen – mits ik me ergens aan vasthoud.

  • Ook kan ik met ondersteuning een aantal stappen zetten,
  • maar ik zal wel de rest van mijn leven rolstoelgebonden
  • blijven. Door zuurstofgebrek bij mijn geboorte heb ik een
  • verhoogde spierspanning. Daardoor ben ik stijf en kan ik
  • lastiger bewegen. Iedere dag train ik op een hometrainer
  • mijn arm- en beenspieren. Ik wil namelijk een fitte en

onafhankelijke moeder zijn, én blijven.

  • In 2007 heb ik meegedaan aan de Mis(s)verkiezing van
  • Lucille Werner, een wedstrijd voor vrouwen met een
  • lichamelijke beperking. Hoewel ik altijd al zelfvertrouwen
  • heb gehad, ben ik door dat programma nog meer gaan
  • inzien dat ik er in mijn rolstoel mag zijn. Sommige andere
  • kandidaten waren moeder. Omdat ik zelf graag kinderen
  • wilde, was ik nieuwsgierig: hoe doen zij dat? Ze leerden mij
  • vooral creatief en consequent te zijn en duidelijk mijn
  • grenzen aan te geven. Zo had ik in het begin een grondbox:
  • een soort hek op de grond zodat Sylvan de keuken niet in
  • kroop als ik aan het koken was. Ook gebruikte ik een box
  • op wielen en vroeg ik een gezinspas aan om te reizen met

de taxi. Inmiddels wordt Sylvan als peuter wat ondeugender.

  • Zodra hij het op een lopen zet, ben ik snel ter plaatse. Mijn
  • rolstoel is heel wendbaar en anders zorgt mijn adrenaline

wel voor extra gas d’r op.

  • Mensen vragen me weleens of het zwaar is om voor mijn
  • kind te zorgen. Of ze vinden het knap dat ik alles zittend
  • doe. Een mooi compliment, want toegegeven: het is soms
  • echt een uitdaging. Maar tegelijkertijd voelt zo’n opmerking
  • dubbel. Het is net alsof ik moet bewijzen dat ik een moeder
  • kan zijn. Zodra mensen iemand in een rolstoel zien, geven
  • ze er al snel een eigen invulling aan. Zo van: die kan niet
  • veel, laat staan een kind grootbrengen. Ik bewijs graag het
  • tegendeel. De wielen zijn mijn benen, maar verder ben ik

een moeder als ieder ander.”

Altijd op de hoogte blijven?